23-07-2009 @ 22:08
door Evert Wilbrink
ROCK ‘N ROLL IS DEAD, BUT I DON’T CARE
In 1977 dacht ik met een opvallende verzamelaar ruim baan te kunnen maken voor het fenomeen punk. Ik werkte indertijd bij BMG-Ariola en charterde m’n vriendjes, Veronicablad-vormgever & Bintangs-oervader Frank Kraaijeveld en de latere Oor-uitgever Gérard Bed, bij m’n veile plannen. De Nederlandse fonografische industrie had net een leuke (vonden zij tenminste) actie bedacht om in NVPI (de Nederlandse Club van Platenboeren) verband allerlei oubollig elpees in een speciale jubileumhoes ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de geluidsdrager te steken. Die hoezen kregen allemaal hetzelfde lelijke (vonden wij tenminste) logo mee dat zo’n beetje een vijfde van het oppervlak besloeg. Wij besloten dat logo te kapen en hadden verder het leuke (vonden wij tenminste) idee om een foto van de koninklijke familie op het bordes van Paleis Soestdijk te verscheuren en die weer voor de hoes in elkaar te plakken met Elvis daar per ongeluk middenin naast de koningin. Door middel van een tekstballonnetje fluisterde wijlen de heer Presley Hare Majesteit haar de titel van het album in: “Rock ’n Roll Is Dead (but I don’t care)”. Met Jules, ik ben even z’n naam kwijt, iets van Despré, van platenzaak RAF aan de Amsterdamse Rijnstraat, die me altijd aan allerlei leuke platen als “Live at Max’s Kansas City”, the International Submarine Band of the Rubber City Rebels hielp, hadden we afgesproken dat-ie daar in de etalage zou liggen en dan zouden we anoniem 5 x 8 bellen met een klacht wegens majesteitsschennis.
Het ging weer eens niet door. De toenmalige directeur van BMG-Ariola, de broodmagere voormalig Jazzwereldjournalist Anton Witkamp, die ooit in een vroeger leven bij platenmaatschappij Phonogram (waar hij ook zou eindigen) Cuby + the Blizzards gedwongen had om Herman Brood wegens ‘drugs’ aan de dijk te zetten, liet zich naar mij toe nooit echt als een liefhebber van humor kennen. Hij was er bang voor dat de NVPI het gebruik van het 100 Jaar Edison-logo niet zou waarderen en BMG-Ariola als lid zou royeren. En Elvis en de Koninklijke Famieje daar moesten we ook van afblijven. Ik ben heel wat keren bij BMG ontslagen, maar die keer kwam het er dus net niet van, want... ik had al een ander idee. De samenstelling van de elpee bleef hetzelfde. Van de Sex Pistols tot Eddie & the Hot Rods en van Johnny Moped tot “Roadrunner” van Jonathan Richman. Er stonden ook heel wat bandjes op die ik nu geen punk meer zou durven noemen, al zou het alleen maar zijn om geen knal voor m’n kanus te hoeven krijgen van Lemmy Kilminster van Motörhead. The Rubinoos openden het album nog steeds met “Rock ’n Roll Is Dead (but I don’t care)”, maar dat was niet langer de titel van het album. “Geef voor New Wave” werd het. Een liefdadigheidsalbum waarvan alle royalties naar New Wave artiesten zouden gaan. Voorop dezelfde collectebus die Jantje Beton nog steeds gebruikt. De reclamecampagne liet onze magazijnbediende Gerard Kosterman (tegenwoordig manager van Danny Malando) aan het woord: een ‘new wave’ artiest die van ellende tussen de Ariola platenrekken moest werken. En Herman Brood, die door de kommer en kwel van de ‘new wave’ aan de drugs was geraakt. Het duurde nog geen week of we werden voor de rechtbank gedaagd. Het NVV, althans de Roermondse afdeling van Nederlands grootste vakvereniging, klaagde ons aan omdat ze er heilig van overtuigd was dat lang niet alle royalties naar ‘new wave artiesten’ zouden gaan. Het liep met een sisser af. Maar achteraf hadden ze misschien wel een beetje gelijk: Tom Petty, op de LP met “Anything That's Rock 'n' Roll”, is terugblikkend over m’n schouder vandaag de dag toch wel heel erg ‘establishment’ te noemen.
het hele verhaal + dus t vervolg op www.muziek-management.nl/t